Een kip kun je in z’n geheel kopen of in delen. Een bekend deel is kipfilet, de borst van de kip. De kippenvleugels worden vaak als borrelhapje gegeten. De poten van de kip bestaan uit de dijen (de bovenkant) en de drumsticks(de onderkant). Kippendijen worden in Nederland vooral gegeten als kipdijfilet, dus zonder bot. Kippendijen zijn iets vetter dan kippenborst en worden daarom minder snel droog. Verder kun je de nek, lever en het hartje van een kip eten. Van de restanten van kip kun je heel goed bouillon maken.

Zorg ervoor dat de kip op kamertemperatuur is voordat je ’m in de oven zet. Smeer de kip in met olijfolie of roomboter en breng op smaak met versgemalen peper en zout. Je kunt hem eventueel vullen met bijvoorbeeld citroen en knoflook of verse kruiden, om de kip ook van binnenuit smaak te geven. Leg de kip met de borst naar beneden in de ovenschaal. Het borstvlees is het minst vet en droogt daardoor snel uit. Door de kip halverwege om te draaien, voorkom je dat de borst te droog wordt. Rooster een hele kip van ongeveer 1250 gram ca. 1 uur op 180 °C. Draai de kip halverwege om en bedruip met het vrijgekomen vet (dat heet arroseren). De gaartijd is afhankelijk van de grootte van de kip. De kip is gaar als je met een scherp mes tussen het lijf en een poot prikt en er helder vocht uit komt.